Wandbespannen kent een lange voorgeschiedenis. In de vroege jaartelling werden al stroken textiel gebruikt om wanden te voorzien van een afwerking, eerst als voorhangsel en later als wandbespanning. Sinds de Romeinse tijd werden stoffen op de wanden gedrapeerd en opgehangen. In de Middeleeuwen waren textilia kostbaar en werd vooral gebruikt als wandbekleding op koorwanden van kerken en in paleizen. In de veertiende eeuw wordt er nog rijker gestoffeerd. In de zestiende eeuw noemde men de kamerbehanger tapezearius, een in hoog aanzien staand ambachtsman die vaak aan het hof leverde. Bij feestelijke bijeenkomsten spande of hing hij de wandbekleding op. In de Renaissance werden de muren in woningen van adellijke families voorzien van gobelin-weefsels, die al dan niet werden vastgenageld.
Als een monumentaal pand een nieuwe functie krijgt, zal het traditionele karakter van het pand gecombineerd moeten worden met de nieuwe eisen van het gebruik. Het gaat erom het beste van toen en nu te combineren. Wat goed werkt vanuit het verleden, hoeft niet vervangen te worden, maar nieuwe technieken moeten ook niet geschuwd worden. De grootste uitdaging is dus om vanuit de geschiedenis van het pand de vertaalslag naar de toekomst te maken.
Historisch gezien maken stoffen en papieren bespanningen deel uit van een monument. De kostbare materialen gaven status en een weelderige uitstraling aan de ruimte. Daarnaast was het ook een hele praktische methode om wanden af te werken, doordat er een spouw laag ontstond. De huidige toepassing is, naast authenticiteit, ook een verbetering van de akoestiek en de isolatiewaarde. Voor meer comfort kan er zelfs wandverwarming achter de bespanning worden aangebracht. Het gebruik van gespannen stoffen op een raamwerk of paneel kan dan ook zeer goed voor moderne toepassingen gebruikt worden. Het comfort in restaurants, zalen en kantoren zal voelbaar en hoorbaar toenemen. Ook zal de combinatie van een traditionele techniek met nieuwe stoffen in een moderne ruimte een bijzonder stijlvol effect geven.